Peper is de welbekende specerij die voor velen onmisbaar is in de keuken. Er zijn verschillende soorten pepers te verkrijgen. Ze groeien als bessen en geven een brandend gevoel in de mond doordat ze piperine bevatten, of, in het geval van de Spaanse pepers, capsaïcine. Peper kun je vers gebruiken, maar de zwarte peperkorrels in een pepervaatje werken ook prima om het eten wat pit te geven. Er zijn verschillende soorten peperplanten en dus verschillende pepers die je kunt proberen.
Peper is zeker niets nieuws. In oude geschriften van India wordt de specerij al benoemd als “pipali”. De Perzen zorgden ervoor dat ook de Egyptenaren en Grieken van de smaakmaker konden genieten. Uiteindelijk kwam het zo ook bij de Romeinen terecht die het ‘piper’ noemde. Het woord ‘peper’ is hier een Nederlandse verbastering van. Onder de Grieken en Romeinen was de piper longum, een lange pepersoort, zeer geliefd. Het smaakt zoet, maar heeft een hete nasmaak. Deze peper kom je nauwelijks nog tegen in de gastronomie, maar is nog wel onderdeel van de Chinese kruidenleer. Naast de piper longum was de maniquettepeper populair bij de Grieken en Romeinen. Deze groeide in West-Afrika en werd in de 15e en de 16e eeuw naar Europa gehaald.
De meeste pepers kwamen echter Europa binnen met behulp van de Arabieren. Waar eerst Alexandrië de belangrijkste haven was voor de peperimport van Europa, kwamen daar later andere Italiaanse handelssteden bij, waaronder Florence en Venetië. Pas toen de vaarroute langs Zuid-Afrika werd ontdekt door Portugal, kreeg Europa een toevoer van de “Portugese peper”
Één reden waarom Nederland de Vereenigde Oostindische Compagnie opzette, was om zelf peper naar Nederland te halen – zoveel werden deze en andere specerijen gewaardeerd. Peper is altijd duur geweest. Dat is de reden waarom we prijzige spullen tot op de dag van vandaag peperduur of gepeperd noemen.