Het tafelzilver heeft een rijke geschiedenis. Eerst verschijnt daarin het tafelmes, waarvan geweten is dat het in de 10de eeuw in Frankrijk opduikt en algemeen gebruikt wordt vanaf de 12de eeuw. Samen met de lepel -- waarmee men vloeistoffen kan scheppen -- vormen het mes en de vingers lange tijd het bestek, zelfs tot het einde van de 16de eeuw.
Het ontbrekend deel, de vork, kent een moeilijkere geschiedenis. In Europa bestaan trancheervorken (met 2 tanden) nochtans al van omstreeks 1100, maar het is wachten tot in 1601, wanneer de Brit Thomas Caryat een vork meebrengt uit het Verre Oosten, vooraleer het slimme instrument ook in Europa een kans krijgt om deel te worden van het vaste tafelservies. Dat is namelijk zeer tegen de zin van de kerk, die het gebruik van de vork aanvankelijk verbiedt als opperste vorm van decadentie en de vork zelf als instrument van de duivel: God gaf de mens 10 vingers om te eten.
Franse twee- en drietandige vorken eind 15e begin 16e eeuw, brons met gedraaid handvat, koper, zilver, brons en ijzer. Collectie Musee des Arts Decoratifs Parijs, privé foto.
Zo duurt het nog tot in 1700 vooraleer de vork echt tot het bestek gaat behoren; een evolutie die min of meer samenloopt met de opkomst van zilveren serviezen, waarin vork, lepel en mes in serie worden uitgewerkt. Vanaf de 2de helft van de 18de eeuw, wanneer onder Franse invloed meer aandacht wordt gegeven aan de feestdis, geraakt deze evolutie in een stroomversnelling en wordt het servies ook aanzienlijk uitgebreid met allerlei verschillende schepjes, lepels, boren...
Messen en een vork uit Zuid Nederland 16e eeuw hout/parelmoer met zilver, Collectie Musee des Arts Decoratifs, Parijs, foto privé.
Vòòr deze periode is het indekken van de tafel hoegenaamd niet de gewoonte. Zeker op messen moet men niet rekenen wanneer men aanschuift aan een huistafel of in een herberg. De gewoonte is daarentegen dat gasten hun eigen mes meebrengen -- al is het maar om vergiftiging te vermijden. Deze messen worden gedragen door vrouwen en mannen in geornamenteerde schedes aan een gordel (bij gebrek aan zakken).
Foudraal met zilver reisbestek anno 1673, Collectie Het Rijksmuseum
Het is uit deze gewoonte dat ook het uitgebreidere, (zilveren) reisbestek voortkomt, waar de (inklapbare) vork overigens ook al iets vroeger verschijnt dan aan de huistafels. Ook het zilver drukt zich hier sneller door. Zo'n zilveren reisbestek bestaat dan uit een vork, een mes, een vleespen en een lepel, bewaard in een koker of een andere (versierde) houder. Zo valt eigenlijk te beargumenteren dat reisbestek een belangrijke motor is van de evolutie van het servies zoals we het ondertussen kennen.
Etymologisch is die uitspraak alvast te staven met, bijvoorbeeld, de Franse en Duitse benamingen voor "servies". Het Franse "couvert" (afgeleid van "couvrir") en het Duitse "Besteck" verwijzen namelijk beiden naar de reiskoker waarin men de verschillende serviesdelen van het reisbestek kan "bij elkaar steken" (besteck) om hen te "bedekken" (couvert).
Een gouden reisbestek met emaille in een foudraal van roggehuid circa 1650, Collectie Het Rijksmuseum
Bekijk ook onze collectie:
Lees ook in het Blog van Zilver.nl:
Antiek zilver schepwerk, recepten en kookboeken door de eeuwen heen