In Nederland worden vanaf 1814 tot heden jaarletters afgeslagen in grote zilveren stukken. Niet op kleine stukken zilver hierop staat alleen een zwaardje en een meesterteken. Men is in 1814 met de jaarletter E begonnen tot de Z en daarna steeds weer opnieuw met het alfabet maar dan steeds in een andere schrijfwijze. Het is een letter van het alfabet die naast het gehalteteken, het meesterteken en het keur van het keurkantoor wordt afgeslagen. Met behulp van de jaarletter en het kantoorteken kon onomstotelijk worden vastgesteld welke keurmeester verantwoordelijk was geweest voor de gehalte bepaling van een voorwerp of sieraad. Toto 1928 was de keurmeester persoonlijk aansprakelijk voor fouten. Bij wisseling of overlijden van een keurmeester tijdens een jaar kwam er achter de jaarletter een stipje of sterretje.
Deze jaarletters komen nooit alleen voor, ze maken onderdeel uit van het Nederlands groot zilver keur wat uit vier keuren bestaat: het meesterteken, de minerva kop van het keurkantoor, de leeuw voor het zilvergehalte en de jaarletter.
Het Nederlands groot zilver keur is altijd een combinatie van 4 stempels: van links naar rechts: O = jaarletter (1873), de minerva van het keurkantoor met in de helm een A = Amsterdam, een lopende leeuw voor het zilvergehalte en WS met anker = een meesterteken.
Voor 1814 zijn er ook jaarletters gebruikt maar dan per stad verschillend, dee keuren noemen we gildekeuren;
Gildekeuren op zilverwerk, het meesterteken van Christoffel Radijs, de staan de leeuw voor het 1e gehalte zilver, de ooievaar van de stad Den Haag en de jaarletter E.
Voor meer informatie over zilverkeuren;
Bekijk onze collectie: